Op basis van de eerste ervaringen met het nieuwe GLB in 2023 zijn er in Vlaanderen recent een aantal wijzigingen doorgevoerd die in voege gaan vanaf 2024. Daarnaast waren een aantal belangrijke wijzigingen naar teeltrotatie en niet-productieve elementen of arealen (NPE) reeds eerder aangekondigd. Vorige week stelde de Europese Commissie dan weer voor om de braaklegging 1 jaar op te schorten. We zetten alles op een rijtje.
Om de volledige GLB-steun voor areaal- en diergebonden maatregelen te kunnen ontvangen, moet voldaan worden aan de conditionaliteit (voorheen de randvoorwaarden). Binnen de conditionaliteit zijn er aanpassingen bij de volgende normen voor een goede landbouw en milieuconditie (GLMC):
Om extra in te zetten op biodiversiteit, klimaat, water- en bodemkwaliteit werden er aanpassingen bij de ecoregelingen en beheerovereenkomsten doorgevoerd:
Tot slot kunnen landbouwers ervoor kiezen om sommige beheerovereenkomsten mee te laten tellen als niet-productief areaal om te voldoen aan GLMC 8.
De beheerovereenkomsten “kruidenrijke akkerrand 15 juni”, “kruidenrijke akkerrand 15 juli” en “faunarand (plus)” kunnen aangegeven worden als NPE-bufferstrook of akkerrand. De rand moet dan wel naast een groter perceel bouwland liggen, dat door dezelfde landbouwer gebruikt wordt.
De beheerovereenkomsten “faunavoedselgewas”, “faunavoedselgewas wisselteelt”, “bloemenakker”, “faunarand (plus)”, “fauna-akker (plus)”, “fauna-akker (plus) wisselteelt” en “luzernehooiland” kunnen aangegeven worden als NPE braak.
Let op: bij combinatie met de NPE-bufferstrook of akkerrand en met de NPE-braak wordt 1.433 euro per hectare afgetrokken van de vergoeding voor de beheerovereenkomst.
Gewasrotatie vervangt de verplichtingen met betrekking tot gewasdiversificatie voor de vergroeningspremie uit het vorige GLB. Concreet wordt er niet meer gekeken naar de verschillende teelten binnen het bedrijf, maar wel naar de afwisseling van teelten op het bouwlandperceel. Vanaf 2024 is de gewasrotatie verplicht voor alle bedrijven. De vrijstelling bij minder dan 10 ha bouwland is hiermee weg gevallen.
Bedrijven met veel grasland in hun areaal kunnen nog wel een vrijstelling krijgen:
Gewasrotatie moet worden nageleefd op twee niveaus. Jouw bedrijf voldoet aan gewasrotatie als:
1. je op je bedrijf minstens 1/3 van de aanwezige oppervlakte bouwland gewasrotatie toepast
OF
2. je op het perceel zelf nooit langer dan drie jaar dezelfde hoofdteelt aanhoudt. Het maakt daarbij niet uit wie het perceel in de voorbije jaren heeft aangegeven.
Daarnaast mogen aardappelen, met uitzondering van aardappelen onder niet-verplaatsbare serres, slechts éénmaal om de drie jaar op eenzelfde perceel geteeld worden, gecertificeerde pootaardappelen éénmaal om de vier jaar.
3 of 4% van het bouwlandareaal dient als niet-productieve elementen of arealen (NPE) aangehouden te worden. In 2023 werd de braakuitzonderingsmaatregel veel toegepast (de teelt van graan, groenten en aardappelen kon toen als braak beschouwd worden), maar deze uitzondering is niet meer van toepassing vanaf 2024. Hierdoor zou het vanaf 2024 veel moeilijker worden om te voldoen aan deze conditionaliteit, en zou braaklegging voor bijna alle landbouwers een verplichting worden.
Heeft jouw bedrijf veel grasland in het areaal, dan geldt hier ook een vrijstelling zoals bij de conditionaliteit gewasrotatie.
Naar aanleiding van de boerenprotesten in diverse Europese landen stelt de Europese Commissie nu voor om de braaklegging een jaar op te schorten. Deze beslissing is nog niet definitief genomen, maar er wordt hiervoor een ruime meerderheid verwacht. Als voorwaarde voor het schrappen van de braakverplichting, moet er op 7% van het bouwlandareaal stikstofbindende- of vanggewassen verbouwd worden, en dit zonder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.
Indien het voorstel van de Europese Commissie toch niet aangenomen wordt, of indien je geen stikstofbindende- of vanggewassen kan telen, dan zijn er 2 opties om te voldoen aan NPE:
Mogelijke NPE zijn bomenrijen, houtkanten, heggen en hagen, poelen, groep van bomen, 1 meter teeltvrije strook, sloten en vanggewassen. Maar hiermee zullen vele bedrijven niet kunnen voldoen. Daarom zal in 2024 de toepassing van braakliggend land en/of akkerranden voor heel veel bedrijven noodzakelijk zijn.
Recent werd verduidelijkt wat er nu wordt verstaan onder braakliggend land en akkerranden, en wat er daar al dan niet mag gedaan worden.
Braakliggend land is bouwland waarop geen landbouwproductie plaatsvindt. Dit kan door een spontane vegetatie tot ontwikkeling te laten komen, of een gewas in te zaaien dat gunstig is voor de biodiversiteit. Voorbeelden van biodiversiteitsgunstige gewassen zijn bladrammenas, gele mosterd, faunamengsel, bloemenmengsel, facelia, Japanse haver, graskruidenmengsel, gras… . Zwarte of naakte braak is niet toegelaten.
De inzaai van zomergranen die niet geoogst worden om als wintervoedsel voor akkervogels te dienen, is toegelaten op voorwaarde dat de landbouwer een schriftelijke overeenkomst met een overheid of vereniging kan voorleggen waarin het behoud van het zomergranen als wintervoedsel op het betrokken perceel wordt gewaarborgd.
Percelen die in de voorgaande campagne de status blijvend grasland hadden of hebben verkregen (code BG of BG5 in voorgaande campagne), komen niet in aanmerking als braakliggend land! Percelen tijdelijk grasland kunnen wel in aanmerking komen.
De aanhoudperiode van de braak loopt van 1 maart tot en met 31 augustus. De inzaai van het gewas met het oog op biodiversiteit en de voorbereidende werkzaamheden hiervoor kunnen na 1 maart gebeuren. Tijdens de aanhoudperiode mag niet gemaaid of geklepeld worden. Maaien waarbij het maaisel ter plaatse blijft liggen tijdens de aanhoudperiode, is toegelaten ter voorkoming van zaadvorming bij ingezaaide gewassen die gunstig zijn voor de biodiversiteit voor zover die geen grassen bevatten. Maaien mag niet bij spontane vegetatie tijdens de aanhoudperiode.
Vóór 1 maart kunnen eventuele wintergewassen nog geoogst worden.
Na 31 augustus:
Indien niet begraasd, moet het perceel sowieso voor het einde van het jaar minstens éénmaal gemaaid worden. Uitzondering: een faunamengel of een faunavoedselgewas moet minstens éénmaal om de twee jaar gemaaid worden. Ook in het geval van de inzaai van een winterteelt in het najaar moet niet gemaaid worden.
Gewasbeschermingsmiddelen en bemesting zijn niet toegelaten op braakliggend land. Pleksgewijze bestrijding van akkerdistel is toegelaten.
Als er een wintergewas ingezaaid wordt, mogen gewasbeschermingsmiddelen en bemesting na 31 augustus in functie van de teelt.
Indien geen wintergewas ingezaaid wordt, is enkel bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing na 31 augustus toegestaan.
Akkerranden zijn ofwel bedekt met een spontaan ontwikkelde vegetatie ofwel ingezaaid met een gewas. Een al bestaande akkerrand kan ook als NPE gebruikt worden. Voorbeelden van een gewas op een akkerrand zijn graskruiden, gras, bloemenmengsel,… . Zoals alle NPE mag er ook hier geen landbouwproductie plaatsvinden. De akkerrand grenst aan een perceel bouwland in gebruik voor de hoofdteelt door dezelfde landbouwer en is minstens één meter breed en maximaal 20 meter breed. De oppervlakte van de akkerrand is kleiner dan de helft van de oppervlakte van het oorspronkelijk perceel waarvan de akkerrand afgesplitst is.
Een akkerrand waarop een ecoregeling bufferstroken is afgesloten, kan niet meetellen als niet-productief areaal.
Akkerranden moeten het jaarrond blijven liggen. Wel mogen wintergewassen voor het volgende jaar in het najaar ingezaaid worden en de nog aanwezige wintergewassen van het voorgaande campagnejaar moeten vóór 1 maart geoogst zijn. Indien gekozen wordt voor de inzaai van een gewas op de akkerrand, moet dit in het voorjaar gebeuren. In afwachting van inzaai van de akkerrand, mogen geen gewasbeschermingsmiddelen en bemesting toegepast worden.
Als de akkerrand kan worden onderscheiden van de aangrenzende teelt, mag die worden begraasd of gemaaid met afvoer van het maaisel, in het kader van onderhoud. Als er geen onderscheid kan gemaakt worden tussen de akkerrand en de aangrenzende teelt, mag enkel klepelen of maaien waarbij het maaisel blijft liggen. Akkerranden moeten minstens voor het einde van het jaar gemaaid worden.
Gewasbeschermingsmiddelen en bemesting zijn het ganse jaar niet toegelaten, met uitzondering van een pleksgewijze bestrijding van akkerdistel en een bemesting door rechtstreekse uitscheiding wanneer begrazing toegelaten is.
Als er een wintergewas ingezaaid wordt, mogen gewasbeschermingsmiddelen en bemesting in functie van die teelt.
Heb je nog vragen of opmerkingen? Contacteer een DLV-adviseur.
Neem contact op
Misschien heeft u onlangs een e-mail ontvangen van de Mestbank om aan te geven of er verplichte nitraatresidustaalnames nodig zijn op een of meerdere van jouw percelen.
Sinds de start van MAP6 in 2019 wordt Vlaanderen ingedeeld in vier gebiedstypes. Op basis van de waargenomen evoluties in de waterkwaliteit zou deze verdeling elke 2 jaar worden geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.
Vanggewassen kunnen ingezaaid worden om te voldoen aan de verplichtingen van MAP 6 en de conditionaliteiten binnen het nieuwe GLB.