Het aanvragen van een landbouwnummer gebeurt bij het Departement Landbouw en Visserij, een Vlaamse overheidsdienst. Deze verplichting komt voort uit het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid), een Europese richtlijn omgezet in een Vlaamse wetgeving, en het Mestdecreet.
Concreet is het aanvragen van een landbouwnummer verplicht wanneer je aan een van onderstaande voorwaarden voldoet:
Paardenhouders zullen voornamelijk onder de eerste twee puntjes vallen. Een fosfaatproductie van 300 kg komt overeen met het op jaarbasis houden van gemiddeld meer dan 14 paarden (200-600kg). Is dit het geval of heb je meer dan 2ha weiland in gebruik (niet enkel eigendom, ook gronden in huur of pacht)? Dan ben je verplicht tot het aanvragen van een landbouwnummer en moet je jaarlijks twee aangiftes indienen: de mestbankaangifte en de verzamelaanvraag. Deze verplichting is van tel ongeacht of je een professionele of particuliere paardenhouder bent.
Wil je daarnaast mest laten aan- of afvoeren, is het eveneens verplicht om over een landbouwnummer te beschikken. Is dit je enige reden om een landbouwnummer aan te vragen en voldoe je dus niet aan bovenstaande voorwaarden, dan kan je vervolgens wel een vrijstelling vragen van de aangifteplicht.
Een mestbankaangifte gaat steeds over het voorbije productiejaar. Hierin wordt o.a. de dierbezetting, mest in stock en gebruik van kunstmeststoffen aangegeven. Uiteindelijk wordt hierin een mestproductie in stikstof en fosfaat berekend. Belangrijk hierbij is ook de controle op het hebben van de noodzakelijke NER’s (nutriëntenemissierechten, zie verder).
In de verzamelaanvraag geef je als landbouwer alle gronden op die je in gebruik hebt, met de teelten en oppervlaktes, alsook eventuele voor-en nateelten, vanggewassen, beheersovereenkomsten en dergelijke meer. Op basis hiervan beschik je als landbouwer over een bepaalde bemestingsruimte in stikstof en fosfaat. Via de verzamelaanvraag worden ook de verschillende premies geactiveerd indien je gekwalificeerd kan worden als “actieve landbouwer”.
Op basis van bovenstaande aangiftes kan dan o.a. worden bekeken of een landbouwer zijn mest correct kan afzetten en er geen overbemesting plaatsvindt.
Indien je bedrijf meer dan 500 m³ per jaar gefactureerd waterverbruik heeft, dien je een wateraangifte te doen bij de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Indien je water oppompt (grondwater) moet je altijd een wateraangifte doen, zelfs als het verbruik lager is dan 500 m³ per jaar.
Op basis van deze aangifte wordt de heffing bepaald die jaarlijks betaald moet worden voor het gebruik, de verontreiniging en de lozing van het water. Dit voor zowel het verbruikte leiding-, grond-, oppervlakte- als hemelwater.
Van zodra uit de mestbankaangifte blijkt dat de fosfaatproductie 300 kg overschrijdt, ben je als landbouwer verplicht tot het hebben van NER’s. Dit zijn virtuele rechten die worden toegewezen op het mestbankloket. Deze NER’s kan je enkel overkopen/overnemen van een andere landbouwer. Het aantal NER’s waarover je moet beschikken, is afhankelijk van het aantal dieren en het diertype. Voor paarden geldt het volgende:
Beschik je niet over de nodige NER’s, dan zal een boete volgen.
Zoals hierboven omschreven, is het voor landbouwers mogelijk verschillende soorten premies of subsidies aan te vragen bij het Departement Landbouw en Visserij. Hiervoor moet je echter worden aanzien als een ‘actieve landbouwer’. Sinds begin 2023 is het nieuwe GLB in voege waarin een nieuwe definitie van dergelijke actieve landbouwer werd geïntroduceerd.
Om als actieve landbouwer beschouwd te worden moet er aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:
Deze laatste voorwaarde maakt het voor veel professionele paardenhouders moeilijk om aan de voorwaarden van actieve landbouwer te voldoen. De SVC is namelijk berekend door het Departement Landbouw en Visserij op basis van een combinatie van individuele teelt- en diergegevens van de landbouwer en algemene gemiddelde coëfficiënten. Voor de paardensector is er echter niet simpelweg te zeggen wat de standaardverkoopsprijs van een paard is en of de paarden kaderen in een landbouwbedrijf dan wel in een eerder recreatieve context. Hierdoor komt zo goed als geen enkele paardenhouder aan een SVC boven de €7500. Indien je op basis van de eigen boekhouding kan aantonen dat je inkomen uit de fokkerijactiviteiten voldoende groot is, kan je een bezwaar indienen tegen de status van niet-actieve landbouwer en op basis daarvan toch in aanmerking komen voor de betreffende premies en subsidies.
Heb je vragen? Contacteer vrijblijvend een DLV-adviseur.
Neem contact op