Vlaamse regering voert versoepelingen in GLB door

 

De Vlaamse regering heeft onlangs een reeks versoepelingen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) principieel goedgekeurd. Na formele goedkeuring van de Europese Commissie zullen deze in voege gaan vanaf 2025. Deze aanpassingen maken het mogelijk om bepaalde milieuregels te herzien of te versoepelen. Een van de meest opvallende wijzigingen is de versoepeling van de voorwaarden rond gewasrotatie. 

MINDER STRIKTE CONDITIONALITEITEN VANAF 2025

De Vlaamse regering heeft diverse aanpassingen doorgevoerd in de normen voor goede landbouw- en milieucondities (GLMC-normen), de voorwaarden waaraan landbouwers moeten voldoen om Europese steun te ontvangen. 

GEWASROTATIE (GLMC 7)

De norm gewasrotatie zal vanaf 2025 sterk vereenvoudigd worden. Landbouwers hebben voortaan twee mogelijkheden om aan de gewasrotatienorm te voldoen:

  • Gewasrotatie: Jaarlijks gewasrotatie toepassen op elk bouwlandperceel door:
    • ofwel een hoofdteelt te telen die tot een andere gewasgroep behoort dan de hoofdteelt van het voorgaande jaar.
    • ofwel na de hoofdteelt van het voorgaande jaar een nateelt aan te houden die minstens twaalf weken op het perceel blijft en tot een andere gewasgroep behoort dan de hoofdteelt van dat jaar.
  • Gewasdiversificatie: De principes van gewasdiversificatie zijn dezelfde als die werden toegepast bij de vergroeningsbetaling in het vorige GLB (2015-2022):
    • Teel je meer dan 10 en max. 30 ha op bouwlandpercelen, dan moet je op dat bouwland minstens 2 verschillende hoofdteelten telen. De grootste teelt is beperkt tot 75% van het bouwlandareaal.
    • Teel je meer dan 30 ha op bouwlandpercelen, dan moet je op dat bouwland minstens 3 verschillende hoofdteelten telen. De grootste teelt mag niet meer dan 75% van het bouwlandareaal beslaan en de 2 grootste teelten samen niet meer dan 95%.

Dit betekent een grondige versoepeling van de invulling van de voorwaarden voor gewasrotatie. De verplichting om als landbouwer geen 4 jaar na elkaar dezelfde hoofdteelt aan te houden op hetzelfde perceel zou in 2025 ingaan, maar wordt dus uiteindelijk niet doorgevoerd.

Voortaan zullen bedrijven met een bouwlandareaal van max. 10 ha ook vrijgesteld zijn van deze verplichting.

Daarnaast blijft de specifieke norm voor aardappelen onveranderd van toepassing. Op een perceel waar aardappelen worden geteeld, moet minstens twee jaar een ander gewas worden geteeld alvorens opnieuw aardappelen kunnen worden geteeld. Voor gecertificeerd pootgoed geldt een rotatie van minstens drie jaar.

BIODIVERSITEIT EN NIET-PRODUCTIEVE ELEMENTEN (GLMC 8)

De GLMC-norm 8 omvat verplichtingen voor biodiversiteit en niet-productieve elementen. Landbouwers kunnen in 2024 kiezen uit drie opties om aan deze norm te voldoen:

  • Minstens 4% van het bouwland gebruiken als niet-productieve elementen (NPE).
  • Minstens 3% van het bouwland gebruiken als NPE en dit aanvullen tot minstens 7% met vanggewas. De oppervlakte vanggewas telt slechts voor 30% mee.
  • Minstens 4% van het bouwland gebruiken voor NPE of vanggewassen, of een combinatie van beide.

Vanaf 2025 vervalt de verplichting om een deel van het bouwland te bestemmen voor niet-productieve elementen. De overige verplichtingen binnen GLMC-norm 8 blijven echter van toepassing, zoals het behoud van landschapselementen, het verbod op snoeien tijdens het broedseizoen en het verbod op teelt van knol-, bol- en wortelgewassen op percelen besmet met knolcyperus.

De verplichting om vier procent van het bouwland braak te laten liggen wordt vanaf 2025 dus definitief geschrapt. In plaats daarvan zullen landbouwers gestimuleerd worden om vrijwillig landschapselementen aan te leggen en te onderhouden, waarvoor ze vergoedingen kunnen ontvangen. Dit beleid omvat onder andere de ecoregeling bufferstroken, de ecoregeling ecoteelten en niet-productieve investeringssteun.

BODEMBEDEKKING (GLMC 6)

De verplichting om op 80% van het bouwland de bodem bedekt te houden tijdens de winter wordt vereenvoudigd. Vanaf 2024 voldoen landbouwers aan deze norm door tussen 1 december en 31 januari de bodem op 80% van hun bouwland te bedekken, bijvoorbeeld met groenbedekkers, nateelten of door stoppel na de oogst te behouden.

Kleigronden in de landbouwstreek Polders en Duinen worden vrijgesteld van deze verplichting. 

De vanggewasregeling volgens de verplichtingen van MAP6 blijft van toepassing.

ECOLOGISCH KWETSBAAR BLIJVEND GRASLAND - EKBG (GLMC 9 & 10)

Het ploegverbod op EKBG blijft bestaan, maar er kan van worden afgeweken om schade door wilde dieren of invasieve soorten aan de beschadigde grasvegetatie binnen EKBG te herstellen. In een aantal gevallen zal hiervoor wel een ontheffing of vergunning nodig zijn van het Agentschap Natuur en Bos (ANB).

KLEINE LANDBOUWERS

Landbouwers met max. 10 ha landbouwareaal zijn vrijgesteld van controles op de naleving van de verplichtingen binnen de conditionaliteit en zullen dus niet langer administratieve sancties opgelegd krijgen voor het niet-naleven van de verplichtingen rond de conditionaliteiten.

Met deze versoepelingen wil de Vlaamse regering de landbouwsector meer flexibiliteit bieden en tegelijkertijd de duurzaamheid waarborgen. Door het schrappen van de braakverplichting en andere aanpassingen kunnen landbouwers efficiënter werken en beter inspelen op de uitdagingen van deze tijd.

Zit je nog met vragen over deze GLMC-normen?

Contacteer een DLV-adviseur